Neurodiversiteit is een term die gebruikt wordt om de mix tussen neurodivergente en neurotypische mensen aan te duiden. Mensen met het meest voorkomende neurotype worden neurotypisch genoemd. Verwerkt iemands brein prikkels op een andere manier dan dit dominante type, dan wordt dat neurodivergent genoemd. In deze neurodivergente groep zitten mensen met autisme, AD(H)D, dyslexie, bipolariteit en onder andere hoogbegaafdheid.
Schrikbarend veel neurodivergente mensen zitten ondanks hun talenten, kennis en vaardigheden zonder baan thuis. Duizenden jongeren redden het niet op school of presteren ver onder hun niveau en talloze neurodivergente kinderen en volwassenen beschouwen zichzelf als minderwaardig. Met kleine aanpassingen op scholen en in organisaties kan hun talent benut worden.
Hierin liggen kansen voor bedrijven om de schaarste op de arbeidsmarkt te ontlopen en hun werknemers te behouden en te behoeden voor burn-out of bore-out. Volgens Saskia Schepers, auteur van het boek ‘Als alle breinen werken’, is het tijd voor een breinvriendelijke werkvloer. Waar de één gedijt bij thuiswerken, floreert de ander bij de levendigheid op de werkvloer. Zoals de één goed structuur kan aanbrengen is een ander juist weer een creatieve aanvulling op het team. Die verschillen kunnen een enorme kracht zijn, want mensen die anders denken, komen ook tot andere inzichten en oplossingen. Helaas zijn werk-en leer omgevingen nog steeds vaak alleen afgestemd op de gangbare, neurotypische breinen en hebben neurodivergente breinen geen ruimte om hun specifieke talenten in te zetten.
In dit artikel meer over de diverse breinen, wat valt er wel en wat niet onder neurodivergentie. De piekprofielen of wel ‘spiky profiles’ van de neurodivergenten, waarin de verschillen in talenten en beperkingen naar voren komen. En tot slot wat kan een werkgever c.q. neurodivergente werk(zoek)ende doen om het talent ruimte te geven?
Saskia Schepers schrijft in haar boek ‘Als alle breinen werken’ dat de term neurodiversiteit stamt uit begin jaren negentig en van origine duidde op autisme*. Later werden andere brein variaties (vormen van divergentie) daaraan toegevoegd als AD(H)D*, dyslexie*, dyspraxie*, dyscalculie*, tourette*, bipolair*, synthesie* en niet aangeboren hersenletsel (NAH). Allemaal medische labels met als doel de juiste hulp bieden. Dat is zinvol, maar tegelijkertijd suggereren de medische labels ten onrechte dat deze breinen stuk zijn en gefikst moeten worden. Inmiddels worden ook niet-medische labels als hoogbegaafdheid, hoogsensitiviteit* en ook introversie* onder neurodiversiteit geschaard. Er bestaat niet zoiets als een standaardbrein, maar wel een onderscheid tussen enerzijds een gangbaar of neurotypisch brein en anderzijds een minder gangbaar of neurodivergent brein. Neurodivergentie wordt ook wel gedefinieerd als iemand wiens neurologische ontwikkeling en toestand atypisch zijn of afwijken van de dominante neurologische, cognitieve gedragsnormen. De schatting is dat 20% tot 30% van de bevolking neurodivergent is.
Neurodivergentie vroeger en nu
Hoewel onze kennis over neurodivergentie betrekkelijk nieuw is, bestaat het fenomeen al eeuwen. Neurodivergenten kunnen dan ook worden beschouwd als een normale variatie binnen de menselijke soort. In de Middeleeuwen zouden dyslectici nauwelijks zijn opgevallen, want de meesten konden toen niet lezen en schrijven. Pas toen eind 19e eeuw meer kinderen naar school gingen, werd dyslexie ontdekt. Een ADHD er kon energie kwijt bij bijvoorbeeld de jacht of een actief beroep. Door de veranderende levensstijl van ‘actief zijn’ naar een meer passieve kenniseconomie als gevolg van de industriële revolutie, is ADHD zichtbaar toegenomen. Autisten gedijden prima in een rustig dorpje of leidden een teruggetrokken leven als monnik. Door de grote hoeveelheid communicatie en snelheid waarmee dit op ons afkomt, raken autisten overprikkeld en wordt hun divergentie zichtbaar. Kortom, Neurodivergenten zijn er altijd geweest, maar waren meer opgenomen in de samenleving waardoor zij niet of minder opvielen.
Divergentie:bestempelen als negatieve afwijking of benadrukken als potentie?
In het medisch model wordt divergentie gezien als een (negatieve) afwijking van de norm: het wordt gezien als ‘verstoord’ of ‘ziek’ of ‘niet goed ontwikkeld’. De oplossing om de norm te bereiken is genezen, afleren of onderdrukken wat afwijkt.
In het sociale model wordt divergentie gezien als variatie en verschillen ten opzichte van de het (gangbare) neurotypisch brein. Wie anders is, ervaart een mismatch, voelt druk om te maskeren of conformeren en kan diens afwijking als handicap ervaren. De oplossing volgens het sociale model ligt in ruimte maken voor het hele scala aan neurodiversiteit (met of zonder diagnose) en verschillen erkennen, faciliteren en waarderen. Het sociale model ziet divergentie als potentie en streeft ernaar om met interventies in werk of privéleven, de omgeving af te stemmen op de behoefte van ieder individu.
Focus op potentie
De term neurodiversiteit wordt in de sociale wetenschappen niet strikt gedefinieerd. Er wordt geen definitieve lijst van diagnoses gehanteerd die als neurodivergent worden gezien. In de praktijk worden de diagnoses (of de kenmerken van) autisme, ADHD, ADD, dyslexie, dyscalculie, en dyspraxie bedoeld als er van neurodivergentie wordt gesproken. Door sommigen worden hoogbegaafdheid en Tourette eronder geschaard. Dat er geen stikte definitie is, hoeft geen probleem te zijn aangezien de term onverminderd een duidelijk doel dient: het helpt ons om anders naar mensen te kijken die afwijken van de norm. Minder labelen en meer focussen op talenten en kwaliteiten, dus op potentie.
Het grote geheel overzien, analytisch vermogen, patroonherkenning of complexe problemen kunnen oplossen, zijn vaardigheden (talenten) die je veel tegenkomt bij neurodivergente personen. Dit zijn natuurlijk ook vaardigheden van neurotypische personen echter het verschil met neurodivergente personen zit m in het feit dat bij neurodivergenten de uitschieters (spikes) veel groter zijn ten opzichte van neurotypische personen.
Wanneer je dat visualiseert zou je bij neurodivergenten veel uitschieters zien, zowel naar boven als naar onderen. Deze visualisaties noem je een piekprofiel of spiky profile. Zie onderstaand plaatje. De groene lijn is van een neurotypisch persoon. De paarse lijn is van een neurodivergent persoon, waar de uitschieters veel groter zijn.
In deze piekprofielen van neurodivergenten komen de talenten en beperkingen heel duidelijk naar voren. Bijvoorbeeld, het diplomatieke babbelen tijdens een vergadering is voor sommige autistische mensen niet gemakkelijk, maar ze zijn vaak juist bijzonder scherp op de inhoud. Daarnaast zijn zij vaak heel goed in het onderscheiden van details, kunnen analytisch denken, hebben technisch inzicht maar zien door de bomen het bos niet altijd. Zij werken gestructureerd en volhardend maar kunnen ook inflexibel zijn en snel overprikkeld raken. Sommige mensen met adhd hebben moeite met het prioriteren van taken, maar kunnen in hun werkzaamheden een productieve staat van hyperfocus bereiken. Mensen met ADHD zijn spontaan en actiegericht, het zijn vaak doeners maar kunnen daarentegen te impulsief zijn en snel afgeleid raken. Bipolairen kunnen een enorme daadkracht tonen, maar kunnen dit niet altijd in een bestaande structuur kwijt, ze gaan anderen voorbij en houden zich niet aan bestaande afspraken. Zijn erg onvoorspelbaar in hun gedrag en gemoed evenals dat zij zeer makkelijk (impulsief) besluiten kunnen nemen. Hoogbegaafden kunnen problematieken snel doorzien, meerdere oplossingen bedenken en een groter speelveld overzien. Ook kunnen zij vanuit meerdere perspectieven denken en handelen. Daarentegen zijn zij voor anderen vaak onnavolgbaar en kunnen erg direct zijn in hun communicatie. Ze zijn creatief en kunnen veel informatie opnemen en verwerken. Daartegenover staat dat zij uitdaging nodig hebben omdat zij anders gedemotiveerd raken en hebben zij doorgaans een minder goed tijdsbesef. Dyslectici zijn over het algemeen sterk ruimtelijk-visueel ingesteld. Ze zijn niet goed in spelling en grammatica maar begrijpen echter wel het grotere geheel en zijn goed in vereenvoudigen (weglaten van onnodige details) en in uitleggen.
Executieve functies
De spikes, de uitschieters zitten bij neurodivergenten vaak in de sfeer van de zogenaamde executieve functies. Dit zijn de regelfuncties van de hersenen die essentieel zijn voor het doelgericht en aangepast gedrag. Denk hierbij aan plannen, organiseren, focus, probleemoplossend vermogen, geheugen, oordeelsvorming, impulscontrole (spontaniteit), motivatie, emotieregulatie, sociaal gedrag en tijdsbesef. Vanwege het feit dat hersenen van neurodivergenten anders bedraad zijn en hersendelen soms later rijpen of kleiner blijven, kunnen hier sterk ingesleten verschillen zitten. Dit zijn ook de factoren (op de werkvloer) die bepalen waar neurodivergenten goed in zijn, of waar ze juist tegen aanlopen, wat ze conflicten oplevert of waar ze juist in floreren.
Talenten en beperkingen
Saskia Schepers schrijft in haar boek dat in de verhalen van neurodivergenten die zij kent, alsook wat uit publicaties over neurodivergentie naar voren komt dat er overeenkomstige uitschieters (spikes) naar boven zijn te zien in : creativiteit, verbanden leggen, patroonherkenning, hyperfocus, empathie, complexiteit overzien, autonomie, authenticiteit, hoge intrinsieke energie. In de uitschieters (spikes) naar beneden, komt naar voren dat de uitdagingen met name liggen op het gebied van : informatieverwerking, sociabiliteit, communicatie, samenwerken en energie.
Voor werk(zoek)ende neurodivergenten - Hoe kom ik het beste tot mijn recht op de werkvloer?
Veel neurodivergenten hebben al voordat ze op de arbeidsmarkt komen krassen opgelopen in hun leven. Meestal ontstaan in de kindertijd, vanaf het moment dat de symptomen begonnen te schuren met de rest-veelal neurotypische-maatschappij. Bijvoorbeeld omdat ze niet stil konden zitten tijdens de les, moeite hadden met het aanleren van de letters, waarop ze veelal eindeloos te horen hebben gekregen “doe eens beter je best” of “het zit er wel in, maar het komt er niet uit”. Of altijd moeite hadden aansluiting te vinden met leeftijdsgenoten, en het gevoel hadden er niet bij te horen. Door dit soort ervaringen kun je zijn opgegroeid met de overtuiging dat wie je bent of wat je doet niet goed genoeg is of met de gedachte dat er iets mis is met jou. Veel neurodivergenten hebben ook al van jong af aangeleerd zich aan te passen, wat ze veel energie heeft gekost. Of ze hebben geleerd zichzelf ‘groot te houden’ en ervaren het leven daardoor soms meer als overleven. En dat doet veel met de manier waarop je naar de wereld kijkt en naar jezelf. Een negatief zelfbeeld en beperkende overtuigingen zitten vaak diep genesteld in het brein. Zelfcompassie of jezelf toestaan fouten te maken en te ontwikkelen lijkt voor veel atypische breinen (en voor vele anderen) een onbereikbaar doel, iets dat niet voor hen is weggelegd. Wat kun je als neurodivergent zelf doen om begrip te kweken, het juiste werk en de juiste omgeving te vinden? Die zoektocht is mogelijk een weg met vallen en opstaan. Het gaat om het ontwikkelen van zelfkennis, over het managen van je energie en uiteindelijk de acceptatie dat jouw brein anders werkt. Het gaat om het vinden van de juiste plek en de keuze in welke mate je open wilt zijn over jouw brein.
Voor werkgevers-Ideale werkomgevingen voor atypische breinen !
Talenten van neurodivergenten zijn in theorie goud waard voor elke organisatie. De realiteit is dat veel neurodivergenten grote moeite hebben overeind te blijven in organisaties, significant vaker uitvallen of zelfs helemaal niet aan werk komen. Dit komt omdat de meeste werkomgevingen ingericht zijn op de (gangbare) neurotypische meerderheid. Door de manier van leidinggeven te veranderen, te variëren in samenwerkingsvormen en de HR-processen anders in te richten, ontstaat ruimte voor divergente werknemers.
Herken je als werkgever dat een deel van de werknemers divergentie op de werkvloer vertoont? Of herken je neurodivergentie bij jezelf?
Het verschil tussen, goed in je vel zitten/ruimte voelen jezelf te kunnen zijn en overleven/aanpassen aan de norm, zit in het hebben van zelfkennis. Het hebben van inzicht in hoe jouw brein onder andere werkt. In weten wat je kan, wat je niet kan en wat je nodig hebt om te floreren. Met deze informatie over jezelf kun je jezelf beter positioneren en bewust op zoek gaan naar een omgeving en functie die bij je past. Dit geldt natuurlijk voor ieder (werkend) mens !
Zoek je professionele hulp ? heb je behoefte aan een reflectiegesprek of een ‘wandeling’ door jouw levensverhaal om inzicht te krijgen in jouw kwaliteiten en hoe jij het beste tot je recht komt ?
Neem vrijblijvend contact met mij op voor een intake of meer informatie: 06-81484775 michele@richter-coaching.nl
10 september 2024
*Autisme (ASS)=een ontwikkelingsstoornis waarbij de hersenen zich anders ontwikkelen. Kenmerken hebben als: moeilijk contact maken en onderhouden (sociale interactie en communicatie), veel moeite hebben met veranderingen, niet flexibel in doen en denken, moeilijk iets kunnen verbeelden of de fantasie laten gaan, gevoelig (of juist minder) voor prikkels als pijn en geluid.
*ADHD=aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. Kenmerken hebben als: snel afgeleid zijn (moeite je aandacht erbij te houden), impulsiviteit (handelen zonder na te denken) en hyperactiviteit (overactief beweeglijk, onrustig).
*ADD=als ADHD zonder hyperactiviteit. Dromerig zijn.
*Bipolair =bipolaire stoornis of ook wel manische depressie genoemd. Kenmerkend: sterke stemmingswisselingen met afwissend manische (actief, zelfverzekerd en opgewekt of opgejaagd en snel boos) en depressieve (neerslachtig zijn, nergens zin in hebben) periodes. Daarnaast zijn er periodes waarin de stemming stabiel is, persoon voelt zich dan ‘normaal’. De pieken zijn veelal extreem hoog en de dalen heel diep.
*Dyscalculie=rekenstoornis waarbij persoon moeite heeft met leren rekenen en weinig inzicht heeft in getallen.
*Dyslexie=leerstoornis waarbij persoon moeite met lezen, schrijven en spellen (met informatieverwerking).
*Dyspraxie (of DCD) =stoornis bij het verwerken van informatie uit het lichaam, met name uit spieren en gewrichten. Kenmerkend: moeite met zowel de fijne als grove motoriek en motorische vaardigheden.
*Gilles de la Tourette=syndroom van Gilles de la Tourette is een genetische aandoening waarbij iemand plotse bewegingen en geluiden maakt (tics) die diegene niet kan controleren.
*Hoogbegaafdheid=mensen met een IQ van 130 of hoger. Hoge intellectuele capaciteiten, hoge mate van creativiteit en een hoge mate van motivatie hebben.
*Hoogsensitief=eigenschap met verhoogde opmerkzaamheid (gevoeligheid) en meer diepgaande verwerking van informatie (prikkels).
*Introversie=persoonskenmerk met sterkere gerichtheid op de eigen binnenwereld, rustig en bedachtzaam zijn. Energie krijgen van op jezelf zijn.
*NAH=schade aan de hersenen die ontstaan is door bijvoorbeeld een ongeluk of beroerte.
*Synthesie=een neurologisch verschijnsel waarbij de zintuigen op een bijzondere manier samenwerken, waardoor iemand bijvoorbeeld kleuren ziet bij cijfers of geuren ruikt bij het luisteren.
Bronnen: